40 jaar jong kaft
Yolanda Entius - verhalen Halverwege Halfweg | Een laatbloeier | Twaalf verhalen over papier
Hoeveel strippen naar Calcutta? | Een fiets voor jezelf
 
  Een fiets voor jezelf




Een socio-feministische benadering van het dameswielrennen door Yolanda Entius.

Vooropgesteld: de dameswielerploeg van Husse International staat in de kinderschoenen en we weten allemaal wat dat bete¬kent. Velen van ons zijn de driewieler nog maar net ont¬groeid. En dames, daar hoeven we ons niet voor te schamen, want we weten ook wiens schuld dat is. Ik vraag een ieder van u: wie is niet het rode Simsondoosje uit de handen gerukt toen zij als klein meisje haar eerste lekke band wou plakken? En, zo richt ik me nu tot u, heren: hoe voelde het toen u zich reeds als kleuterknaap met uw vader kon identificeren, wanneer deze in één handige beweging de tweewieler op zijn zadel keerde, om fluitend de bandenlichters in de spaken te zetten, waarna hij u aanmoedigde dit eenvoudig karwei zelf ter hand te nemen. En wellicht heeft u zelfs vanaf die tijd, ongevraagd het fietsje van uw zus gerepareerd in de veronderstelling dat zij voor dit werk geen talent zou hebben!!! Nee dames, schaam¬te van onze kant is bepaald misplaatst: Wie de de schoen past, trekke hem aan. Wij weten wiens schuld het is dat wij van jongs af aan vervreemd zijn geraakt van alles wat rolt en ratelt. Laten we er niet aan beginnen schaamte te voelen, dan hoeven we er ook niet voorbij.
Hoor ik daar iemand beweren dat dit plakverleden niets te maken heeft met de teleurstellende tijden die op willekeurig welk parcours geklokt worden? Ik zeg u, neen, u vergist zich meer dan ernstig. U, als geen ander, hoort te weten dat de coureur immer op zoek is naar de perfecte éénwording met de fiets. Zij/hij dient de fiets tot in het kleinste boutje te kennen, meer nog, de fiets dient bezeten te worden. Men vouwt niet alleen de billen om het zadel, neen, men vouwt zich met lichaam en geest om en in de fiets. Gelijk een paard dient een fiets getemd te worden om alle kracht en souplesse die dit eenvoudig mechaniek bezit, ten volle te kunnen benutten. Technische kennis is daarbij een vereiste en juist op dit punt heeft de vrouw in haar jeugd een ernstige achterstand opgelo¬pen. Het peloton der kennis kan zij niet bijhouden en geen knecht lijkt bereid haar op te pikken.
Onze zusters van de tweede feministische golf in de jaren zeventig, hebben pogingen ondernomen dit probleem op te los¬sen. In de zogenaamde 'Blijf van mijn Wiel-huizen' lieten vrouwen zich in groepsverband met een fiets opsluiten. Beoogd werd de binding met de fiets te herstellen. In de eerste fase werd alleen maar, collectief, naar de fiets gekeken. Dan werd er voorzich¬tig begonnen met het aanraken. Men mocht de fiets betasten, klopjes geven, strelen. Pas als men daar doorheen was, kon begonnen worden aan het lekprikken van de banden, die dan in de vierde fase geplakt zouden worden. De fietstherapie groepen zijn helaas jammerlijk mislukt. De plakfase, als zodanig niet meer dan een eerste stap op weg naar het kennen van de fiets, werd zelden of nooit bereikt. Al gauw bleek dat vrouwen zich in de lekprikfase aan onbeteugeld geweld te buiten gingen. De fiets werd over het algemeen dusdanig gemo¬lesteerd dat van reparatie geen sprake meer kon zijn. Sponsor 'Gazelle' wilde 't contract niet verlengen, de fietstherapie stierf een armzalige dood.
Toch hebben we aan de 'Blijf van mijn Wiel-huizen' een hoop te danken, door de kennis omtrent de verhouding tussen vrouw en fiets, die toen is opge¬daan. Menig psychologe heeft zich destijds over het probleem gebo¬gen. Waar kwam al dat geweld vandaan? Veldonderzoek wees uit dat de vormgeving van de fiets, de vrouw aan de vormgeving van haar onderdrukker deed denken. En zo kom ik op 't volgende punt in mijn betoog: de vrouwon¬vriendelijke, ik zou haast zeggen fallische bouw van de fiets. Men moet wel stront in de ogen hebben om niet te zien dat de buizenstructuur niet te vermijden associaties oproept. Een vrouw die fietst is een vrouw die vrij wil zijn. De feministes uit de tweede golf, opgezadeld met een seksuele revolutie die de hunne niet was, werden geacht die vrijheid te beleven op een object dat louter en alleen de vorm van hun vijand symboli¬seerde.
Alweer hoor ik iemand tegensputteren. U zegt dat ik de ronding van het wiel, de losvaste structuur van de ketting over het hoofd zie. 'Ketting', u zegt 't zelf. We trappen de ketenen rond en rond, maar worden niet van ze bevrijd. En wat 't wiel betreft, u heeft gelijk, het wiel is rond en zo hoort 't ook te zijn. Eén ding echter ziet u over 't hoofd: het wiel wordt in die ronding gedwongen middels een verfijnd net van spaken. De parallel met 't keurslijf waarin vrouwen gedwongen worden, lijkt mij evident en behoeft geen verder betoog.
Naast de hierboven geschetste historische en esthetische drempels die de vrouw moet overwinnen - en neemt u van mij aan dat die drempels de hoogte van een Taaienberg ruimschoots overtreffen - is er het probleem van de taal. Wij vrouwen zijn gewend om eerst iets te presteren alvorens er over te spreken. Bij de heren lijkt dit andersom. Zij bejube¬len hun daden nog voor ze zijn uitgevoerd. Zo leren zij 't wielerjargon nog voor zij ook maar een meter bij elkaar getrapt hebben. In hun monden zijn de melktanden nog stevig verankerd, maar zij spreken reeds over tandjes erbij en tandjes eraf. Toch heren, op dit punt moet ik u gelijk geven. Hoe belangrijk 't gesprek is, weten wij allemaal. Alvorens er gefietst wordt - en dan bedoel ik natuurlijk dat er 'gekoerst' wordt - wordt er een goed gesprek gevoerd. Strategieën worden bepaald, kopmannen geselecteerd, te verwachten overwinningen opgeroepen. 't Gesprek over onze geliefde sport is een sport op zich en naast de materiaalselectie en -inspectie, onontbeerlijk in de voor¬bereiding voor een belangrijke toer.
Soms wordt deze spreek¬sport echter beter beoefend dan 't rijden zelf. Een mooi voorbeeld hiervan treffen we aan in 't eerste nummer van dit onafhankelijk orgaan, waarin verslag wordt gedaan van 't wielergebeuren in '92. Onze grote vriend, die zich verschuilt achter de naam Felicien Demuysere, fietst zich in voorgaand nummer met veel verve door 't ware coureurjargon. Was hij zo'n meester op de fiets als met de pen, dit orgaan zou in full colour bij u op de deurmat liggen. Helaas.
En toch, ik herhaal, 't begin van een wielercarrière begint bij een goed gesprek aan de borreltafel. Niet voor niets is café Husse te Amsterdam een broedplaats van groot talent.
Jawel dames, laat ons beginnen te spreken van tandjes i.p.v. versnellingen, laat ons 'in 't wiel rijden', laat ons de term 'kopvrouw' aanvaarden, om dan vervolgens in alle rust onze fiets in en uit elkaar te schroeven zodat 't ónze fiets wordt. Virginia Woolf wist dat je 'een kamer voor jezelf' moest hebben eer je een respectabel schrijfster met eigen stijl zou worden. Zo zeg ik 'een fiets voor jezelf', een fiets die je bezit in alle opzichten, een fiets die wellicht van vorm veranderen zal, maar in ieder geval een fiets die van ons zal zijn. Ik beloof u, we zullen toptijden rijden als onze fiets ook werkelijk van ons wordt.
Tot slot dit: opbouw van conditie en spierkracht wil ik niet onderschatten, maar, ik kan 't niet genoeg benadrukken, een training wordt pas ware training als 't met liefde voor onze fiets gebeurt. En die liefde, daar gaat 't om. De cursus 'Tem uw fiets. Taal, teken en training voor vrouwen.' gaat medio mei van start. Nadere berichten volgen. Ik zie u graag komend seizoen op cursus en op de weg.